Skip to main content

In dit artikel behandelen we verschillende soorten vragen en hoe je deze vragen toepast in een juridische context. Voor elke professional en in het bijzonder voor aankomende juristen, is het belangrijk om te begrijpen welke soorten vragen er zijn en hoe die in inzet in de praktijk. Er komen 10 verschillende soorten vragen aan bod met telkens een voorbeeld. Voor alle voorbeelden van vragen in dit artikel maken we gebruik van een fictieve situatie van een auto-ongeval met flinke blikschade, waarbij jij als jurist van de partij die schade heeft geleden de vragen stelt aan je cliënt of aan de wederpartij.

  1. Laten we beginnen met open vragen. Open vragen beginnen met woorden zoals “wat”, “waarom” of “hoe” en moedigen je gesprekspartner aan om uitgebreid te antwoorden. Open vragen zijn nuttig voor het verzamelen van informatie en helpen je om een situatie of onderwerp beter te begrijpen. Denk bijvoorbeeld aan de simpele vraag; Waar vond het ongeval waarbij je schade hebt geleden precies plaats?
  2. Na de open vragen volgen natuurlijk de gesloten vragen. Gesloten vragen zijn beperkend en leiden in de eerste instantie allen tot een kort ja/nee antwoord. Ze beginnen vaak met woorden zoals “ben je …” of “klopt het dat … ” Gesloten vragen zijn nuttig voor het krijgen van een duidelijk antwoord op specifieke vragen. Bijvoorbeeld wanner je concrete feiten wil laten bevestigen of ontkrachten. Bijvoorbeeld: “Klopt het dat je tijdens het ongeval aan de achterkant van de auto werd aangereden?”
  3. Een ander soort vragen zijn reflecterende vragen worden gebruikt om iemands gevoelens, gedachten en motivaties te begrijpen. Ze beginnen vaak met “hoe voelde je je toen” of “wat was je gedachte daarover”. Reflecterende vragen kunnen nuttig zijn om inzicht te krijgen in de emotionele toestand van je gesprekspartner, of om bepaalde intenties of overwegingen te achterhalen. Deze vragen – en hopelijk ook de antwoorden – helpen je een rijker beeld te schetsen die niet alleen gaat over de feiten, maar ook over de emoties en overtuigingen van je gesprekspartner. Voorbeeld: Hoe voelde u zich toen u voor de eerste keer na het ongeval weer achter het stuur plaats nam?
  4. Een stimulerende of uitnodigende vraag houdt vaak het midden tussen open en gesloten. Stimulerende vragen worden gebruikt om iemand aan te moedigen om meer te spreken over een onderwerp of om meer details te geven. Ze beginnen vaak met zinnen als “vertel me eens wat meer over …” of “kunt je dat verder uitleggen …”. Deze vragen bouwen dus voort op wat je gesprekspartner eerder heeft gezegd. Voorbeeld: Kunt u me meer vertellen over de algemene verkeerssituatie ten tijde van het ongeval?
  5. Lineaire vragen of circulaire vragen worden gebruikt om informatie in chronologische of logische volgorde te verkrijgen. Ze beginnen vaak met “en toen” of “wat gebeurde er toen” in het geval van lineaire vragen of met zinnen als “hoe hangt dit samen met” of “hoe beïnvloedde dit …”. Ze kunnen nuttig zijn om de chronologie van gebeurtenissen van een specifiek incident beter te begrijpen. Denk bijvoorbeeld aan deze set circulaire vragen: “U vertelt dat dit uw vaste route naar werk is. U kent dus de verkeerssituatie goed? En u weet dus ook hoe hard u op de gehele route mag rijden?”

Maar niet alle vragen worden gesteld in een oprechte zoektocht naar meer informatie. Soms krijg jij of krijgt je cliënt een vraag voorgelegd die bedoeld is om een punt te maken, iets te suggereren om je te manipuleren. Het is belangrijk om je van dat soort vragen bewust te zijn. In de eerste instantie om te herkennen en wellicht in de tweede instantie ook om ze te gebruiken om de belangen van je cliënt te behartigen. Ik zal ook een aantal voorbeelden van dergelijke vragen behandelen.

Wil jij ook alle ins & outs van overtuigingskracht leren? Neem dan contact op met Nick Schoemaker. Volg één van zijn trainingen of boek een sessie met Nick als coach om jou te trainen in je media-optredens.

Hieronder volgen de vragen waarbij je als jurist altijd goed op moet letten:

  1. Suggestieve vragen of leidende vragen zijn vragen die vaak al een antwoord suggereren. Ze kunnen misleidend zijn en kunnen worden gebruikt om iemand te manipuleren om een ​​bepaald antwoord te geven. Als jurist ben je natuurlijk alert op dit soort vragen en probeer je ze te vermijden, maar misschien op sommige momenten ook juist bewust toe te passen. Je zou bijvoorbeeld de volgende vraag kunnen stellen: “Was het niet zo dat u – toen u een halve minuut voor het ongeval in uw achteruitkijkspiegel keek – zag dat diegene die u aanreed op zijn telefoon aan het kijken was?”
  2. Retorische vragen zijn niet bedoeld om te worden beantwoord en worden vaak gebruikt om een ​​punt te maken. Ze beginnen vaak met “weet je” of “begrijp je”. In de juridische wereld kunnen retorische vragen worden gebruikt om tijdens een pleidooi of bijdragen aan een gesprek een ​​punt te verduidelijken of om de aandacht op een bepaald onderdeel van een verhaal te vestigen. Stel dat je de veroorzaker van een schade iets duidelijk wil maken; dan is dit een prima retorische vraag: “Het zal u niet verbazen dat mijn cliënt enorm schrok van de klap die u veroorzaakte toen u achterop zijn auto reed.”
  3. Hypothetische vragen worden gebruikt om te begrijpen hoe iemand zou handelen in een bepaalde situatie of om mogelijke scenario’s te verkennen. Ook bij deze vragen is het als jurist vaak oppassen geblazen. Want een situatie die zich in de praktijk niet heeft voorgedaan, doet er natuurlijk zelden echt toe. Retorische vragen beginnen vaak met “wat als” of “stel dat”. Hypothetische vragen kunnen nuttig zijn om verschillende uitkomsten van een situatie te verkennen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan deze vraag: “Wat zou er op de dag van het ongeval gebeurd zijn wanneer u niet op uw telefoon had gekeken?”
  4. De confronterende vragen. Confronterende vragen bestaan eigenlijk uit een statement en bijbehorende vraag. Ze worden gebruikt om iemand te confronteren met tegenstrijdigheden in een verklaring of om iemands geloofwaardigheid in twijfel te trekken. Bijvoorbeeld: Waarom beweert u dat u de nog nooit eerder een ongeluk heeft veroorzaakt, terwijl wij in onze schade-database drie eerdere ongevallen waarbij u betrokken was kunnen terugvinden?”
  5. De A/B – vraag is het laatste type vraag. We kennen deze vraag ook wel als het valse dilemma. Dit soort vragen bestaan ook uit twee opties waarbij je iemand een keuze voor legt; de vraag “heeft u nu 20 of heeft u nu 30 kilometer te hard gereden?” Suggereert dat u er te hard gereden is, maar misschien is dat wel helemaal niet het geval…

Het is belangrijk om te begrijpen wanneer bepaalde soorten vragen nuttig zijn en ook wanneer je liever niet ziet dat ze gebruikt worden. Sommige vragen kunnen misleidend zijn en de waarheidsvinding verstoren, terwijl andere kunnen helpen bij het verzamelen van relevante informatie en het bevorderen van een eerlijke uitkomst voor je client en een gedegen rechtsgang. Door de juiste soorten vragen te stellen, de antwoorden zorgvuldig samen te vatten en gedegen door te vragen, kom je vaak in korte tijd meer te weten over een kwestie.